We worden gebeld. Mevrouw vertelt dat haar man is overleden in het zorgcentrum.
We mogen hem daar de laatste verzorging gaan geven en hem daarna begeleiden naar het uitvaartcentrum. Mevrouw wil zelf niet bij de laatste verzorging aanwezig zijn, wel heeft ze kleding voor hem uitgezocht. We spreken af dat ze gebeld wordt wanneer we bij het uitvaartcentrum zijn.
Na de verzorging hebben we meneer in zijn uitvaartkist gelegd en naar de rouwauto gebracht. Aangekomen bij het uitvaartcentrum begeleiden we hem naar binnen en wordt hij opgebaard in de opbaarkamer. Daar blijft hij tot de dag van de uitvaart.
Als mevrouw aankomt bij het uitvaartcentrum is ze eerst heel duidelijk dat ze haar man niet wil zien. We vertellen haar dat hij er goed verzorgd bijligt in zijn vertrouwde kleding.
We praten wat, er ontstaat twijfel en plots verandert ze van gedachten…ze wil haar man toch zien.
Het is een heel intiem moment, stil en geroerd kijken we toe. Tot ze de stilte doorbreekt met de woorden: “Ik heb mijn man weer teruggekregen zoals ik hem gekend heb, ik ben blij dat ik toch gekeken heb.
De dagen erna gaan ook de zoon en kleinkinderen kijken. Het samenzijn voelt als vanouds. Een onverwacht cadeau zo op het randje van het definitieve afscheid.
Bovenstaande voorbeeld is geen pleidooi om altijd te gaan kijken hoe de overledene is opgebaard. De een zegt: “Ik herinner me deze mens liever bij leven” en de ander zegt: “Ik wil nog afscheid nemen, het helpt mij om nog even gedag te zeggen”. Hoe je afscheid neemt is heel persoonlijk. Het is een keuze die gerespecteerd dient te worden.
De familie heeft toestemming gegeven voor plaatsing.